Anatomie: verschil tussen versies
(→Het lymfatisch stelsel) |
|||
(11 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 12: | Regel 12: | ||
====Skelet van de fret==== | ====Skelet van de fret==== | ||
− | *1 Schedel | + | *1 - Schedel |
− | *2 Halswervels (7 stuks) | + | *2 - Halswervels (7 stuks) |
− | *3 Schouderblad | + | *3 - Schouderblad |
− | *4 Borstwervels (15 stuks) | + | *4 - Borstwervels (15 stuks) |
− | *5 Lendewervels (5 stuks) | + | *5 - Lendewervels (5 stuks) |
− | *6 Heiligbeen | + | *6 - Heiligbeen |
− | *7 Staartwervels (18 stuks) | + | *7 - Staartwervels (18 stuks) |
− | *8 Sleutelbeen | + | *8 - Sleutelbeen |
− | *9 Opperarmbeen | + | *9 - Opperarmbeen |
− | *10 Spaakbeen | + | *10 - Spaakbeen |
− | *11 Ellepijp | + | *11 - Ellepijp |
− | *12 Middenhandsbeentjes | + | *12 - Middenhandsbeentjes |
− | *13 Tenen met nagels (5 stuks) | + | *13 - Tenen met nagels (5 stuks) |
− | *14 Borstbeen | + | *14 - Borstbeen |
− | *15 Dijbeen | + | *15 - Dijbeen |
− | *16 Scheenbeen | + | *16 - Scheenbeen |
− | *17 Kuitbeen | + | *17 - Kuitbeen |
− | *18 Middenvoetsbeentjes | + | *18 - Middenvoetsbeentjes |
− | *19 Tenen met nagels (5 stuks) | + | *19 - Tenen met nagels (5 stuks) |
====Organen van de fret==== | ====Organen van de fret==== | ||
− | *A Longen | + | *A - Longen |
− | *B Hart | + | *B - Hart |
− | *C Middenrif | + | *C - Middenrif |
− | *D Lever | + | *D - Lever |
− | *E Maag | + | *E - Maag |
− | *F Milt | + | *F - Milt |
− | *G Nieren | + | *G - Nieren |
− | *H Baarmoeder | + | *H - Baarmoeder |
− | *I Dunne darm | + | *I - Dunne darm |
− | *J Dikke darm | + | *J - Dikke darm |
− | *K Blaas | + | *K - Blaas |
− | + | ==Foto van een skelet== | |
− | |||
Regel 82: | Regel 81: | ||
− | + | ==Schedel van de fret== | |
[[Bestand:Schedel van de fret.jpg|400px]] | [[Bestand:Schedel van de fret.jpg|400px]] | ||
− | + | ==Het gebit van de fret== | |
Bij de geboorte hebben de kleintjes nog geen tandjes. | Bij de geboorte hebben de kleintjes nog geen tandjes. | ||
Regel 98: | Regel 97: | ||
Het gebit van de fret ziet er als volg uit, zowel links als rechts: | Het gebit van de fret ziet er als volg uit, zowel links als rechts: | ||
− | *3 snijtanden boven en onder | + | *3 snijtanden boven en onder (incisors) |
− | *1 hoektand boven en onder | + | *1 hoektand boven en onder (canine) |
*3 onechte kiezen boven en onder (premolaren) | *3 onechte kiezen boven en onder (premolaren) | ||
Regel 119: | Regel 118: | ||
De kiezen achetrerin in kaak zijn wat vlakker en snijden niet langs elkaar, ze worden gebruikt om het voedsel te malen. | De kiezen achetrerin in kaak zijn wat vlakker en snijden niet langs elkaar, ze worden gebruikt om het voedsel te malen. | ||
+ | [[Bestand:Ferret-teeth.jpg|300px]] | ||
[[Bestand:Ferretteeth 2.jpg|400px]] | [[Bestand:Ferretteeth 2.jpg|400px]] | ||
+ | |||
+ | ==De bouw van een tand== | ||
+ | |||
+ | De bouw van de tanden en kiezen is op onderstaand plaatje weergegeven. Een tand is opgebouwd uit een paar onderdelen: | ||
+ | |||
+ | * kroon: het deel van een tand dat met een glazuurlaag is bedekt noemen we de anatomische kroon, het gedeelte dat boven het tandvlees uitsteekt en dus zichtbaar wordt noemen we de klinische kroon. | ||
+ | |||
+ | * tandhals: het verbindingspunt tussen kroon en wortel van de tand noemen we de tandhals en deze vormt tevens de glazuurcement grens. | ||
+ | |||
+ | * wortel(s): dat deel of die delen die met de buitenste cementlaag verankerd zitten in het bot (kraakbeen) van de kaak. | ||
+ | |||
+ | [[Bestand:Bouw van een tand.jpg|250px]] | ||
+ | |||
+ | Bouw van een tand | ||
+ | |||
+ | *1- tandvlees | ||
+ | |||
+ | *2- wortel | ||
+ | |||
+ | *3- cement | ||
+ | |||
+ | *4- kraakbeen | ||
+ | |||
+ | *5- kroon | ||
+ | |||
+ | *6- plaque | ||
Regel 131: | Regel 157: | ||
[[Bestand:Schedel 2 onderkaak fret.jpg|400px]] | [[Bestand:Schedel 2 onderkaak fret.jpg|400px]] | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | ==Het lymfatisch stelsel == | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Het lymfatisch stelsel van een zoogdier heeft drie belangrijke hoofdtaken, te weten: | ||
+ | |||
+ | |||
+ | 1. Het is nauw verbonden met de bloedsomloop en zorgt voor de juiste vochtbalans tussen bloedvaten en weefsel. | ||
+ | |||
+ | 2. Het speelt een grote rol bij de afweer (immuniteit) | ||
+ | |||
+ | 3. Het absorbeert verteerde vetten uit de dunne darm | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Het stelsel is verdeeld in twee onderdelen- de Primaire organen en de Secundaire organen. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | 1. Primaire organen: de thymus (zwezerik) en het beenmerg. Deze zorgen voor productie en specialisatie van lymfocyten; de cellen die verantwoordelijk zijn voor de afweer. | ||
+ | |||
+ | 2. Secundaire organen: deze omvatten de lymfevaten, lymfeknopen, mucosa geassocieerde lymfoïde weefsels (MALT) en de milt. Deze spelen allen te samen een rol in alle hoofdtaken van het lymfatisch stelsel | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | '''Primaire Organen''' | ||
+ | |||
+ | ''Zwezerik'' | ||
+ | |||
+ | De zwezerik van een zoogdier heeft twee lobben en ligt aan de voorkant van de luchtpijp licht schuin boven het hart. Bij de geboorte is het relatief groot van formaat, maar na het bereiken van de sexuele rijpheid begint het in grootte af te nemen, tot het uiteindelijk bij oudere dieren nog maar een kleine afmeting heeft. | ||
+ | |||
+ | De hoofdzakelijke functie van de zwezerik is het "opleiden" van bepaalde witte bloedcellen tot 'T-lymfocyten'of 'T-cellen'. Deze zijn van wezenlijk belang bij de afweer. Deze T-cellen identificeren vreemde cellen in het lichaam, zoals een binnengedrongen bacterie of virus. Ze markeren dan de vreemde cel als het ware om opgeruimd te worden door andere afweercellen. | ||
+ | De T-cellen rijpen in de zwezerik en worden "geleerd" om het verschil tussen lichaamseigen cellen en lichaamsvreemde cellen te kunnen herkennen. Als ze goed ontwikkelen zullen ze hun werk goed doen. De cellen die zich niet goed ontwikkelen en dus geen lichaamsvreemde cellen herkennen, zullen door de zwezerik vernietigd worden. Zo kunnen ze het lichaam geen kwaad doen. | ||
+ | Uitgerijpte T-cellen worden naar de secundaire lymfe organen getransporteerd, waar de meesten zullen blijven. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | ''Beenmerg'' | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Beenmerg is een zacht materiaal wat in de holtes van botten zit. Het is een netwerk van verbindingen tussen vetcellen, bloedvaten en bloedproducerende cellen. Beenmerg produceert zowel rode als witte bloedcellen, inclusief lymfocyten. Zowel T-lymfocyten als B-lymfocyten worden in het beenmerg aangemaakt. De jonge T-cellen verhuizen vervolgens naar de zwezerik om verder te rijpen. B-cellen komen in het beenmerg tot rijping. Als de B-cellen eenmaal volgroeid zijn, komen ze ook in de circulatie terecht. De meesten komen in het secundair lymfatisch stelsel terecht. | ||
+ | |||
+ | B-cellen zijn witte bloedcellen, die gevoelig zijn voor antigenen en daar dan antistoffen tegen aanmaken. Antigenen zijn willekeurige moleculen die een afweer reactie opwekken in een lichaam, zoals giffen, lichaamsvreemde eiwitten,bacteriën. Als er een antigen aanwezig is komen de B-cellen in actie en maken te antistoffen aan. Antistoffen zijn speciale eiwitten die zich aan het antigen binden (hechten) en ze dan ter verdelging aanmerken. Antilichamen zijn antigen specifiek. Het hele immuunsysteem is in staat zich elke antistof te herinneren. Als een B-cel eenmaal een specifiek antistof heeft geproduceerd, bijv. voor een bacterie, blijft dat altijd in het geheugen opgeslagen. Mocht het antigen dan weer opnieuw verschijnen, kan de B-cel heel snel een legertje van antistoffen produceren. Op deze manier wordt een her-infectie met de zelfde bacterie vaak voorkomen. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | '''Secundaire Organen''' | ||
+ | |||
+ | |||
+ | ''Lymfe vaten'' | ||
+ | |||
+ | De lymfevaten verbinden alle secundaire lymfe organen met elkaar, maar verbindt zich ook met de bloedsomloop. Zij zorgen voor een een-richting stroming van lymfevocht vanuit weefsel naar het hart. Lymfe vocht is een heldere, gelige vloeistof die verzameld wordt vanuit intercellulaire ruimte in de lymfe haarvaten. | ||
+ | Lymfe haarvaten zijn verweven met de bloed haarvaten. Vloeistof en eiwitten worden uit het slagaderlijk einde van de haarvaten geperst in de intercellulaire ruimte. Ongeveer 90% van het vocht wordt dan weer opgenomen in het aderlijk uiteinde van de haarvaten. Eiwitten kunnen niet terug opgenomen worden, aangezien deze te groot zijn om de nauwe vaat cel doorgang te passeren. De lymfe haarvaten hebben veel lossere celverbindingen, waardoor zij de resterende 10% vocht en de plasma eiwitten wel kunnen opnemen. Eenmaal opgenomen in de lymfevaten wordt het dan lymfevocht genoemd. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Lymfevaten zijn van bouw zo goed als gelijk aan bloedvaten, met dunne wanden en kleppen om terug stroming tegen te gaan. Het heeft geen gespierde vaatwanden en externe krachten zoals beweging reguleren de stroming van het vocht. Als het vocht eenmaal in de haarvaten zit, stroomt het door steeds wijder wordende vaten, stroomt het door de lymfeknopen en/of de milt en komt het in de grote lymfevaten. Bovenin de borstholte komen de lymfevaten dan uit in de bovenste aderen. Uiteindelijk komen het vocht en de eiwitten dus weer terug in de bloedbaan, waardoor de vochtbalans tussen vaten en weefsel in balans blijft. | ||
+ | Al het lymfevocht van het onder lichaam, linker arm en linker borstholte wordt verzameld in het borst lymfevat en komt uit in de linker sleutelbeen ader. | ||
+ | Lymfevocht vanuit de nek, rechter arm en rechter borstholte komen bijeen in het rechter borst lymfevat, wat uitkomt in de rechter sleutelbeen ader. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Bij de dunne darm, waar vetten worden verteerd en opgenomen, hebben de lymfevaten een speciale functie en zo ook een speciale naam. Ze nemen verteerde vetten op vanuit de dunne darm en heten chylvaten. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | ''Lymfeknopen'' | ||
+ | |||
+ | Lymfeknopen zijn ronde of boon gevormde ingekapselde structuren, die door het hele lichaam verspreid zijn. Ingekapseld in weefsel of vet, zijn ze het meest geconcentreerd in de nek, oksels en liezen. Ze zijn meestal niet groter dan 1-1,5 cm, afhankelijk van de maat van het dier. De lymfeknopen filteren het vocht, voordat het in de vaten terug stroomt. Ze zijn zo in het lichaam geplaatst dat alle vloeistof door minstens een knoop stroomt, voordat het in het bloedvat terecht komt. | ||
+ | Een lymfeknoop wordt gevormd door een weefselomhulsel, gevuld met verschillende ruimtes "nodule" genaamd.De nodules zijn gevormd uit T-cellen, B-cellen en macrofagen. Macrofagen zijn gespecialiseerde cellen die lichaamsvreemde stoffen vernietigen. | ||
+ | De nodules worden van elkaar gescheiden door ruimtes, "Sinus" genaamd. | ||
+ | Per knoop komen er aan de bolle kant verschillende vaten binnen, die het ongefilterde lymfevocht afgeven. Het vocht wordt dan gezuiverd van vreemde stoffen en indien nodig komt er een afweerreactie op gang. Het gefilterde lymfevocht verlaat de knoop dan via een of twee vaten, die door het hilum (de holle zijde) lopen. Bloedvaten lopen ook via het hilum. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | ''mucosa geassocieerde lymfoïde weefsels (MALT)'' | ||
+ | |||
+ | |||
+ | MALT is een verzameling van niet ingekapseld lymfeweefsel. Ze variëren in maat en samenstelling. De sterkst samengestelde voorbeelden zijn de tonsillen (keelamandelen) en de Peyerse platen. Deze laatsten liggen aan de rand van de dunnen darm, waar de vet uitwisseling plaatsvindt. Beiden zijn zeer gespecialiseerd en in staat tot het vervoeren van antigenen. Ondanks dat ze niet filteren, zoals een lymfeknoop zijn ze wel omgeven door haarvaten. De hoofdfunctie van de MALT is de afweer. Ze komen voor op plaatsen waar grote hoeveelheden bacteriën en micro organismen het lichaam kunnen binnendringen. Deze zeer gespecialiseerde cellen helpen bij het voorkomen van infecties. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | ''Milt'' | ||
+ | |||
+ | De milt is een sponsachtig orgaan, liggend aan de linkerzijde in de bovenbuik langs de maag. | ||
+ | Het wordt gevormd door twee verschillende weefsels- de rode pulp en de witte pulp. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | 1. De rode pulp wordt het meest gebruikt om bloed op te slaan en oude rode bloedcellen af te breken. | ||
+ | |||
+ | 2. De witte pulp heeft de lymfe functie; het filtert het bloed op antigenen. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | De milt vangt antigenen en is een andere plaats in het lichaam om een immuunreactie op te wekken. OIp een bepaalde manier werkt het als een lymfeknoop. Bij een serieuze infectie zie je dan ook al gauw een (zeer) vergrote milt, die eenvoudig uitwendig is te voelen. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | |||
+ | '''samenvattend''' | ||
+ | |||
+ | Ondanks dat het lymfatisch stelsel regelmatig wordt onderschat, is het een zeer belangrijk gedeelte van het zoogdieren lichaam. Door het absorberen van vetten en het vangen van antigenen, helpt het om het dier gezond en ziektevrij te houden. Ook is de rol van het in stand houden van de vochtbalans uiterst belangrijk. Uiteindelijk is een gezond lymfestelsel onontbeerlijk voor het behoud van een gezond lichaam en het overleven van het dier. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | Interessante weetjes: | ||
+ | |||
+ | * Volière vogels hebben geen lymfeknopen. In plaats daarvan hebben ze nodules met lymfeweefsel in het beenmerg. | ||
+ | |||
+ | * Indien er een infectie in het lichaam aanwezig is, zwellen de dichtst bij gelegen lymfeknopen en kunnen erg pijnlijk worden. Dit komt door een opeenhoping van geactiveerde immuuncellen en vocht. | ||
+ | |||
+ | * In 24 uur stroomt ongeveer 50% van de lymfocyten in het bloed door de milt | ||
+ | |||
+ | * Bij een mens stroomt er elke 24 uur 2,83 liter lymfevocht terug naar het hart. Dat is ongeveer een 1/2 kop per uur. | ||
+ | |||
+ | |||
+ | bronvermelding: 013 |
Huidige versie van 25 jan 2015 om 01:39
Inhoud
Anatomie
Het skelet van de fret en de organen
Het skelet van de fret bestaat uit meest lange beenderen. De fret heeft 15 ribben waarvan de eerste 10 gekoppeld zijn met het borstbeen. Deze eerste ribben zijn relatief klein.
Skelet van de fret
- 1 - Schedel
- 2 - Halswervels (7 stuks)
- 3 - Schouderblad
- 4 - Borstwervels (15 stuks)
- 5 - Lendewervels (5 stuks)
- 6 - Heiligbeen
- 7 - Staartwervels (18 stuks)
- 8 - Sleutelbeen
- 9 - Opperarmbeen
- 10 - Spaakbeen
- 11 - Ellepijp
- 12 - Middenhandsbeentjes
- 13 - Tenen met nagels (5 stuks)
- 14 - Borstbeen
- 15 - Dijbeen
- 16 - Scheenbeen
- 17 - Kuitbeen
- 18 - Middenvoetsbeentjes
- 19 - Tenen met nagels (5 stuks)
Organen van de fret
- A - Longen
- B - Hart
- C - Middenrif
- D - Lever
- E - Maag
- F - Milt
- G - Nieren
- H - Baarmoeder
- I - Dunne darm
- J - Dikke darm
- K - Blaas
Foto van een skelet
Schedel van de fret
Het gebit van de fret
Bij de geboorte hebben de kleintjes nog geen tandjes. De fret is een zoogdier en drinkt de eerste dagen na de geboorte melk bij de moeder. Na 14 dagen krijgt een frettenpup melktandjes en na ongeveer 47-52 dagen komen de volwassen tanden door. Dan vallen de melktandjes uit, vaak komt er een dubbele rij tanden te staan.
Het gebit van de fret ziet er als volg uit, zowel links als rechts:
- 3 snijtanden boven en onder (incisors)
- 1 hoektand boven en onder (canine)
- 3 onechte kiezen boven en onder (premolaren)
- 1 echte kies boven en 2 echte kiezen onder (molaren)
Premolaren zijn kiezen die al in de kaak aanwezig zjn bij de geboorte en doorkomen als melkgebit.
Molaren zijn kiezen die later doorkomen en het zijn de laatste kiezen om de frettenkaak compleet te maken.
De snijtanden zijn maar heel klein en worden gebruikt om restjes vlees van het bot te schrapen, of voor het schoonmaken van de vacht. De hoektanden zijn zo scherp als dolken, daarmee kan de fret zijn prooi goed vasthouden en het vlees in stukken scheuren. De kiezen zijn niet zo plat als bij ons mensen, ze zijn puntig en scherp. We noemen ze knipkiezen. Bij het eten glijden deze kiezen voor een deel langs elkaar, net als de helften van een schaar. Hij kan er dus niet mee kauwen maar hij krijgt er wel grote stukken vlees mee klein.
Tanden bij de fret groeien niet door zoals bij het konijn of cavia, ze slijten wel af en worden dus kleiner. Als het dier wat ouder is kan en dierenarts aan de slijtage vaak zien hoe oud een fret ongeveer is. De kiezen achetrerin in kaak zijn wat vlakker en snijden niet langs elkaar, ze worden gebruikt om het voedsel te malen.
De bouw van een tand
De bouw van de tanden en kiezen is op onderstaand plaatje weergegeven. Een tand is opgebouwd uit een paar onderdelen:
- kroon: het deel van een tand dat met een glazuurlaag is bedekt noemen we de anatomische kroon, het gedeelte dat boven het tandvlees uitsteekt en dus zichtbaar wordt noemen we de klinische kroon.
- tandhals: het verbindingspunt tussen kroon en wortel van de tand noemen we de tandhals en deze vormt tevens de glazuurcement grens.
- wortel(s): dat deel of die delen die met de buitenste cementlaag verankerd zitten in het bot (kraakbeen) van de kaak.
Bouw van een tand
- 1- tandvlees
- 2- wortel
- 3- cement
- 4- kraakbeen
- 5- kroon
- 6- plaque
De onderkaak en bovenkaak (onderkant schedel) van de fret
Onderkaak van de fret
Het lymfatisch stelsel
Het lymfatisch stelsel van een zoogdier heeft drie belangrijke hoofdtaken, te weten:
1. Het is nauw verbonden met de bloedsomloop en zorgt voor de juiste vochtbalans tussen bloedvaten en weefsel.
2. Het speelt een grote rol bij de afweer (immuniteit)
3. Het absorbeert verteerde vetten uit de dunne darm
Het stelsel is verdeeld in twee onderdelen- de Primaire organen en de Secundaire organen.
1. Primaire organen: de thymus (zwezerik) en het beenmerg. Deze zorgen voor productie en specialisatie van lymfocyten; de cellen die verantwoordelijk zijn voor de afweer.
2. Secundaire organen: deze omvatten de lymfevaten, lymfeknopen, mucosa geassocieerde lymfoïde weefsels (MALT) en de milt. Deze spelen allen te samen een rol in alle hoofdtaken van het lymfatisch stelsel
Primaire Organen
Zwezerik
De zwezerik van een zoogdier heeft twee lobben en ligt aan de voorkant van de luchtpijp licht schuin boven het hart. Bij de geboorte is het relatief groot van formaat, maar na het bereiken van de sexuele rijpheid begint het in grootte af te nemen, tot het uiteindelijk bij oudere dieren nog maar een kleine afmeting heeft.
De hoofdzakelijke functie van de zwezerik is het "opleiden" van bepaalde witte bloedcellen tot 'T-lymfocyten'of 'T-cellen'. Deze zijn van wezenlijk belang bij de afweer. Deze T-cellen identificeren vreemde cellen in het lichaam, zoals een binnengedrongen bacterie of virus. Ze markeren dan de vreemde cel als het ware om opgeruimd te worden door andere afweercellen. De T-cellen rijpen in de zwezerik en worden "geleerd" om het verschil tussen lichaamseigen cellen en lichaamsvreemde cellen te kunnen herkennen. Als ze goed ontwikkelen zullen ze hun werk goed doen. De cellen die zich niet goed ontwikkelen en dus geen lichaamsvreemde cellen herkennen, zullen door de zwezerik vernietigd worden. Zo kunnen ze het lichaam geen kwaad doen. Uitgerijpte T-cellen worden naar de secundaire lymfe organen getransporteerd, waar de meesten zullen blijven.
Beenmerg
Beenmerg is een zacht materiaal wat in de holtes van botten zit. Het is een netwerk van verbindingen tussen vetcellen, bloedvaten en bloedproducerende cellen. Beenmerg produceert zowel rode als witte bloedcellen, inclusief lymfocyten. Zowel T-lymfocyten als B-lymfocyten worden in het beenmerg aangemaakt. De jonge T-cellen verhuizen vervolgens naar de zwezerik om verder te rijpen. B-cellen komen in het beenmerg tot rijping. Als de B-cellen eenmaal volgroeid zijn, komen ze ook in de circulatie terecht. De meesten komen in het secundair lymfatisch stelsel terecht.
B-cellen zijn witte bloedcellen, die gevoelig zijn voor antigenen en daar dan antistoffen tegen aanmaken. Antigenen zijn willekeurige moleculen die een afweer reactie opwekken in een lichaam, zoals giffen, lichaamsvreemde eiwitten,bacteriën. Als er een antigen aanwezig is komen de B-cellen in actie en maken te antistoffen aan. Antistoffen zijn speciale eiwitten die zich aan het antigen binden (hechten) en ze dan ter verdelging aanmerken. Antilichamen zijn antigen specifiek. Het hele immuunsysteem is in staat zich elke antistof te herinneren. Als een B-cel eenmaal een specifiek antistof heeft geproduceerd, bijv. voor een bacterie, blijft dat altijd in het geheugen opgeslagen. Mocht het antigen dan weer opnieuw verschijnen, kan de B-cel heel snel een legertje van antistoffen produceren. Op deze manier wordt een her-infectie met de zelfde bacterie vaak voorkomen.
Secundaire Organen
Lymfe vaten
De lymfevaten verbinden alle secundaire lymfe organen met elkaar, maar verbindt zich ook met de bloedsomloop. Zij zorgen voor een een-richting stroming van lymfevocht vanuit weefsel naar het hart. Lymfe vocht is een heldere, gelige vloeistof die verzameld wordt vanuit intercellulaire ruimte in de lymfe haarvaten. Lymfe haarvaten zijn verweven met de bloed haarvaten. Vloeistof en eiwitten worden uit het slagaderlijk einde van de haarvaten geperst in de intercellulaire ruimte. Ongeveer 90% van het vocht wordt dan weer opgenomen in het aderlijk uiteinde van de haarvaten. Eiwitten kunnen niet terug opgenomen worden, aangezien deze te groot zijn om de nauwe vaat cel doorgang te passeren. De lymfe haarvaten hebben veel lossere celverbindingen, waardoor zij de resterende 10% vocht en de plasma eiwitten wel kunnen opnemen. Eenmaal opgenomen in de lymfevaten wordt het dan lymfevocht genoemd.
Lymfevaten zijn van bouw zo goed als gelijk aan bloedvaten, met dunne wanden en kleppen om terug stroming tegen te gaan. Het heeft geen gespierde vaatwanden en externe krachten zoals beweging reguleren de stroming van het vocht. Als het vocht eenmaal in de haarvaten zit, stroomt het door steeds wijder wordende vaten, stroomt het door de lymfeknopen en/of de milt en komt het in de grote lymfevaten. Bovenin de borstholte komen de lymfevaten dan uit in de bovenste aderen. Uiteindelijk komen het vocht en de eiwitten dus weer terug in de bloedbaan, waardoor de vochtbalans tussen vaten en weefsel in balans blijft.
Al het lymfevocht van het onder lichaam, linker arm en linker borstholte wordt verzameld in het borst lymfevat en komt uit in de linker sleutelbeen ader.
Lymfevocht vanuit de nek, rechter arm en rechter borstholte komen bijeen in het rechter borst lymfevat, wat uitkomt in de rechter sleutelbeen ader.
Bij de dunne darm, waar vetten worden verteerd en opgenomen, hebben de lymfevaten een speciale functie en zo ook een speciale naam. Ze nemen verteerde vetten op vanuit de dunne darm en heten chylvaten.
Lymfeknopen
Lymfeknopen zijn ronde of boon gevormde ingekapselde structuren, die door het hele lichaam verspreid zijn. Ingekapseld in weefsel of vet, zijn ze het meest geconcentreerd in de nek, oksels en liezen. Ze zijn meestal niet groter dan 1-1,5 cm, afhankelijk van de maat van het dier. De lymfeknopen filteren het vocht, voordat het in de vaten terug stroomt. Ze zijn zo in het lichaam geplaatst dat alle vloeistof door minstens een knoop stroomt, voordat het in het bloedvat terecht komt. Een lymfeknoop wordt gevormd door een weefselomhulsel, gevuld met verschillende ruimtes "nodule" genaamd.De nodules zijn gevormd uit T-cellen, B-cellen en macrofagen. Macrofagen zijn gespecialiseerde cellen die lichaamsvreemde stoffen vernietigen. De nodules worden van elkaar gescheiden door ruimtes, "Sinus" genaamd. Per knoop komen er aan de bolle kant verschillende vaten binnen, die het ongefilterde lymfevocht afgeven. Het vocht wordt dan gezuiverd van vreemde stoffen en indien nodig komt er een afweerreactie op gang. Het gefilterde lymfevocht verlaat de knoop dan via een of twee vaten, die door het hilum (de holle zijde) lopen. Bloedvaten lopen ook via het hilum.
mucosa geassocieerde lymfoïde weefsels (MALT)
MALT is een verzameling van niet ingekapseld lymfeweefsel. Ze variëren in maat en samenstelling. De sterkst samengestelde voorbeelden zijn de tonsillen (keelamandelen) en de Peyerse platen. Deze laatsten liggen aan de rand van de dunnen darm, waar de vet uitwisseling plaatsvindt. Beiden zijn zeer gespecialiseerd en in staat tot het vervoeren van antigenen. Ondanks dat ze niet filteren, zoals een lymfeknoop zijn ze wel omgeven door haarvaten. De hoofdfunctie van de MALT is de afweer. Ze komen voor op plaatsen waar grote hoeveelheden bacteriën en micro organismen het lichaam kunnen binnendringen. Deze zeer gespecialiseerde cellen helpen bij het voorkomen van infecties.
Milt
De milt is een sponsachtig orgaan, liggend aan de linkerzijde in de bovenbuik langs de maag. Het wordt gevormd door twee verschillende weefsels- de rode pulp en de witte pulp.
1. De rode pulp wordt het meest gebruikt om bloed op te slaan en oude rode bloedcellen af te breken.
2. De witte pulp heeft de lymfe functie; het filtert het bloed op antigenen.
De milt vangt antigenen en is een andere plaats in het lichaam om een immuunreactie op te wekken. OIp een bepaalde manier werkt het als een lymfeknoop. Bij een serieuze infectie zie je dan ook al gauw een (zeer) vergrote milt, die eenvoudig uitwendig is te voelen.
samenvattend
Ondanks dat het lymfatisch stelsel regelmatig wordt onderschat, is het een zeer belangrijk gedeelte van het zoogdieren lichaam. Door het absorberen van vetten en het vangen van antigenen, helpt het om het dier gezond en ziektevrij te houden. Ook is de rol van het in stand houden van de vochtbalans uiterst belangrijk. Uiteindelijk is een gezond lymfestelsel onontbeerlijk voor het behoud van een gezond lichaam en het overleven van het dier.
Interessante weetjes:
- Volière vogels hebben geen lymfeknopen. In plaats daarvan hebben ze nodules met lymfeweefsel in het beenmerg.
- Indien er een infectie in het lichaam aanwezig is, zwellen de dichtst bij gelegen lymfeknopen en kunnen erg pijnlijk worden. Dit komt door een opeenhoping van geactiveerde immuuncellen en vocht.
- In 24 uur stroomt ongeveer 50% van de lymfocyten in het bloed door de milt
- Bij een mens stroomt er elke 24 uur 2,83 liter lymfevocht terug naar het hart. Dat is ongeveer een 1/2 kop per uur.
bronvermelding: 013