Voortplanting: verschil tussen versies
(→Kleuren, vachtvariëteit en aftekeningen) |
|||
Regel 140: | Regel 140: | ||
== Kleuren, vachtvariëteit en aftekeningen== | == Kleuren, vachtvariëteit en aftekeningen== | ||
− | Fretten zijn er in veel verschillende kleuren en met verschillende aftekeningen. In de volksmond vaak besproken als ‘standaard’ en ‘special’ . Hier zal in eenvoudige vorm uitgelegd worden hoe het zit met allerlei verschillende kleur benamingen en wat het eigenlijk inhoud. | + | Fretten zijn er in veel verschillende kleuren en met verschillende aftekeningen. In de volksmond vaak besproken als ‘standaard’ en ‘special’ . Hier zal in eenvoudige vorm uitgelegd worden hoe het zit met allerlei verschillende kleur benamingen en wat het eigenlijk inhoud. Hierbij wordt als handleiding de Europese rasstandaard gehanteerd, die overigens binnen Nederland weinig bekend is. |
− | '''Specials''' zijn fretten met witte aftekeningen (wit factor of gen) | + | '''Specials''' zijn fretten met witte aftekeningen (wit factor of gen) en angora vachten. Sommigen vinden de solids, met name de black-solid, ook onder de specials vallen. Het is echter niet wetenschappelijk bewezen, dat deze dieren werkelijk genetisch anders zijn. |
Versie van 26 mrt 2013 om 18:16
Voortplanting
Wij willen dit onderwerp summier bespreken. We willen absoluut geen aanmoediging geven tot het ‘zomaar’ fokken van een nestje. Het fokken met dieren dient weloverwogen en met gedegen kennis en mogelijkheden te gebeuren. Het zonder goede (genetische) kennis van de achtergrond van de dieren vermeerderen van fretjes is niet bevorderlijk voor de gezondheid van onze diertjes. Bovendien kost een nestje krijgen veel zorg en tijd en kan het financieel ook nog eens flink tegenvallen. Ook gaat het niet altijd goed, wat de dood van een of meerdere pups, of moeder tot gevolg kan hebben.
Bedenk dat opvangen al overvol zitten met ongewenste pups!
Wil je je toch serieus met fokken gaan bezighouden? Zoek dan contact met ervaren en goed bekend staande fokkers of je dierenarts.
Geslachtskenmerken
Ram (man)
Een ongecastreerde ram wordt tussen de 4-9 maanden geslachtsrijp. Hij gaat puberen. Hij gaat meer geur afgeven, soms echt stinken, trekt urine sporen en krijgt geslachtsdrift. Dat kan zich soms ook uiten in meer bijten, tralies trekken van de kooi, slepen en onrust. Hij wil op zoek naar een vrouwtje. Dat geeft ook extra uitbreek en ontsnapping risico.
Tussen de achterpoten kun je langzamerhand de groei van de teelballen zien komen, tot ongeveer de grootte van een flinke knikker. De penis bevindt zich middenachter op de buik.
Wordt de ram niet gecastreerd, zal aan het einde van de bronsttijd, rond augustus, de omvang van de testikels weer afnemen en deze geheel zien verdwijnen gedurende de winter. De volgende bronst zal het weer opnieuw op komen. Dit zal meestal aan het einde van de winter zijn, als de dagen weer langer worden, maar sommigen zijn in december alweer bronstig.
Een ongecastreerde ram kan niet in contact met andere fretten gehouden worden. Vanwege hun sterke paringsdrift zullen ze met andere fretten slepen. Dit levert erg veel stress en soms verwondingen op. Twee ongecastreerde rammen bij elkaar zullen vechten voor hun territorium. Een ongecastreerde ram, die niet de kans krijgt om aan zijn geslachtsdrift toe te geven (te dekken) kan erg gefrustreerd en gestrest raken.
Een ram die niet voor de fok gehouden wordt kan daarom beter gecastreerd worden. Dit haalt een groot gedeelte van de geur weg en geeft het diertje de kans op een socialer en minder stressvol bestaan binnenshuis.
Moer (vrouw)
Een moertje wordt voor het eerst geslachtsrijp (loops) in het voorjaar volgend op haar geboorte, tussen februari en augustus. Haar vulva zwelt op tot de grootte van een koffieboon. Ze kan dan onrustig gedrag vertonen, onzindelijk worden en sterker ruiken .
Een moertje blijft gedurende de hele bronst loops als het niet gedekt wordt. Dit kan dus enkele maanden duren. Onder invloed van de voortdurende oestrogenen productie kan er een gezondheid en ziekte#beenmergdepressie ontstaan. Dit kan dodelijk zijn.
Wordt er met het moertje niet gefokt is het dus van medische noodzaak om haar te laten castreren (steriliseren)!
Een ongecastreerd moertje kan over het algemeen wel samen gehouden worden met andere fretjes.
Een nestje
Je hebt besloten dat er een nest gaat komen. Natuurlijk heb je daar goed over nagedacht, allerlei informatie ingewonnen en al nieuwe eigenaren voor de nog ongeboren pups geregeld. Dan moet het gaan gebeuren, want je moertje is al goed loops. Een geschikte ram is gevonden en de eventuele afspraken met de eigenaar van de ram zijn gemaakt.
Pupjes van 7 weken oud.
De dekking
De dekking kan er bij fretten nogal ruw aan toe gaan. De ram zal het moertje in het nekvel pakken en ermee gaan slepen, voordat de uiteindelijk dekking plaatsvindt. Het moertje kan erg van zich afbijten, als ze het rammetje (nog) niet accepteert. Het hele gebeuren kan met veel gepiep en geschreeuw samen gaan. Het moertje zal pas ovuleren na de dekking, zodat een eventuele zwangerschap kan volgen. Enkele dagen na een geslaagde dekking zal de zwelling van de vulva gaan afnemen.
Dracht
De draagtijd van een moertje is ongeveer 42 dagen. Aan het einde van de dracht heeft ze extra zorg nodig en moet ze soms bijgevoerd worden. Ook zal ze een eigen kooi met nestruimte, voorzien van enkele lappen, nodig hebben. De kooi dient op een rustige plek te staan.
Bevalling
Een worp zal uit ongeveer 4-9 pups bestaan, met uitzonderingen naar beneden en naar boven. Over het algemeen kan het moertje het alleen af en zal ze erg gesteld zijn op haar rust tijdens de bevalling. Een en ander afhankelijk van de band die de eigenaar met het moertje heeft wordt je aanwezigheid op prijs gesteld of niet. Het is wel belangrijk om de verloop van de bevalling in de gaten te houden, zodat als het nodig is er direct ingegrepen kan worden. Houdt daarom een kant en klare reiskooi met benodigdheden (mandje en dekentje) bij de hand. Mocht het nodig zijn kunnen moertje en eventueel al geboren pups meteen naar de dierenarts.
Frettenpups worden kaal, doof en blind geboren. Moeder zorgt als het goed is zelf voor het schoonlikken van de jongen en opruimen van de geboorte resten.
Een geboorte kan enkele uren duren.
Jonge pups
De moeder zal de jongen zogen, warmhouden en schoonlikken. Direct na de geboorte is al te zien of de jongen mannetjes of vrouwtjes zijn.
Na ongeveer een week zal er donsvacht gaan groeien.
Na 14 dagen komen de melkhoektandjes tevoorschijn en na ongeveer 28 dagen gaan de oren en ogen open.
Op een leeftijd van zo’n vier weken zullen ze vast voedsel gaan eten, meer in beweging gaan komen en onder moeders leiding de wereld gaan verkennen.
Verstoor zo min mogelijk de rust in het nest. Vooral de eerste weken is het belangrijk om de pups zo min mogelijk in de hand te nemen en je zoveel mogelijk te beperken tot het schoonhouden van de kooi. De rest kan mama fret zelf. Er zijn gevallen bekend waarbij het moertje de jongen doodde door te veel onrust om haar heen.
Zorg dat er onbeperkt en hoog kwalitatief voer voor het moertje aanwezig is tijdens de zoogperiode.
Na een periode van 8 weken kunnen de pups het nest verlaten en naar een nieuw huisje gaan.
Laat de jonge pup op leeftijd van 9 weken voor het eerst vaccineren en herhaal dat binnen een maand. Daarna is jaarlijkse herhaling nodig. Sommige fokkers geven hun dieren al met de eerste enting en voorzien van een chip aan de nieuwe eigenaar mee.
net geboren
10 dagen oud
3,5 week oud
5 weken oud
Schijnzwangerschap
Als een moertje wel gedekt is, maar niet bevrucht, kan er een schijnzwangerschap optreden. Deze schijndracht verloopt net zoals een gewone dracht. Het moertje zal een dikker buikje krijgen en de melkklieren ontwikkelen. Soms kan er zelfs melkuitvloeiing zijn. Ook zal ze nestdrang krijgen en eventueel aanwezige andere fretten als haar jong mee gaan slepen naar het nest. Meestal wordt ze na een paar weken weer loops.
Castratie
Als je een fret als huisdier houdt zal het verreweg de beste oplossing zijn om het te castreren. Bij moertjes is het zelfs noodzakelijk.
Castratie ram
Een ram in bronst is alleen maar bezig met "bronstig zijn" d.w.z. dat hij op zoek is naar een vrouwtje en paringsgedrag vertoont. Hij zal erg sterk ruiken, een vette vacht hebben, urine sporen achterlaten en soms drammerig en bijterig gedrag vertonen. Allemaal normaal voor een ongecastreerde ram, maar daar zit je als huisdiereigenaar meestal niet op te wachten als je hem binnenshuis wilt houden. Bovendien is het dier zelf erg ongelukkig als hij niet aan de dwingende hormonale behoeftes kan voldoen en zal het risico op een mogelijke ontsnapping zeker aanwezig zijn. Om al deze redenen is het beter om je rammetje te laten castreren. Dat kan vanaf het moment dat als pup de balletjes voelbaar beginnen te zijn in het scrotum (balzak), als twee flinke erwten. Meestal zullen ze dan tussen de 6-9 maanden oud zijn.
Een castratie is een kleine operatieve ingreep die snel gebeurd is, waarbij beide teelballen verwijderd worden. Je zal je fretje al snel weer kunnen ophalen na de ingreep. Dan zijn er nog enkele weken nodig om het hormoonpeil in zijn lichaam te laten dalen. Hoe lang dit duurt is afhankelijk van hoe heftig en hoe lang je ram in bronst was. Soms kan het tot 6 weken oplopen, maar na een week of twee zal er al een duidelijk verschil te bemerken zijn.
Castratie moer
In de volksmond wordt er gesproken van sterilisatie bij vrouwtjes dieren. Aangezien eierstokken en baarmoeder in hun geheel verwijderd worden, is er sprake van een castratie.
Een moertje wat loops is maakt veel oestrogenen aan, een hormoon. Dat hormoon daalt pas weer bij een zwangerschap. Wordt je moertje niet gebruikt om mee te fokken, dan blijft het continu loops met een hoge oestrogenenspiegel in het bloed. Dit zorgt ervoor dat de aanmaak van bloedcellen verstoord raakt en daar wordt ze ernstig ziek van. Het kan zelfs dodelijk zijn als er niet op tijd ingegrepen wordt. Deze aandoening heet gezondheid en ziekte#beenmergdepressie. Het is dus van levensbelang om je moertje te laten 'helpen'.
De castratie is een operatie die via de buik gedaan wordt. Een ervaren dierenarts zal er de hand niet voor omdraaien en je zal je fretje op dezelfde dag nog mee naar huis krijgen als alles goed verlopen is. Na de castratie zal je enige tijd voorzichtig moeten zijn met de buikwond. Ze mag dan niet springen en klimmen. Ook zal ze niet naar buiten kunnen als het erg koud is, vanwege de geschoren buik. Wassen en badderen is ook af te raden totdat de wond helemaal genezen is.
Implantaat
Tegenwoordig is er de mogelijkheid om je fret 'chemisch' te laten castreren door middel van een implantaat. Dat lijkt op een microchip die wordt ingebracht rond de schouderstreek, wat een gereguleerde afgifte heeft van een hormoononderukkend middel (Suprelorin). Met deze implantaat lijkt het alsof je dier gecastreerd is. De verandering in gedrag en gezondheid is hetzelfde als bij een operatieve ingreep. De implantaat heeft echter een beperkte werkingsduur, dus zal met enige regelmaat opnieuw ingebracht moeten worden. Het gebruik van deze implantaten is nog in een onderzoeksfase, maar de resultaten lijken positief. Het lijkt er ook op dat fretten met een hormoonimplantaat minder snel problemen krijgen met de bijnieren.
Het inbrengen van een implantaat
Kleuren, vachtvariëteit en aftekeningen
Fretten zijn er in veel verschillende kleuren en met verschillende aftekeningen. In de volksmond vaak besproken als ‘standaard’ en ‘special’ . Hier zal in eenvoudige vorm uitgelegd worden hoe het zit met allerlei verschillende kleur benamingen en wat het eigenlijk inhoud. Hierbij wordt als handleiding de Europese rasstandaard gehanteerd, die overigens binnen Nederland weinig bekend is.
Specials zijn fretten met witte aftekeningen (wit factor of gen) en angora vachten. Sommigen vinden de solids, met name de black-solid, ook onder de specials vallen. Het is echter niet wetenschappelijk bewezen, dat deze dieren werkelijk genetisch anders zijn.
Vachtkleuren kunnen per seizoen ook nog eens flink verschillen en fretten met wit factoren in hun kleur, kunnen met het vorderen van de leeftijd steeds witter worden. Soms zijn ze met een leeftijd van 2 of 3 jaar al geheel wit.
Basiskleuren
Standaard namen:
- Wildkleur
- Sandy
- Albino
Binnen de Wildkleur en Sandy onderling zit echter erg veel kleur verschil. Zo komen de fokkers, die zich op het zo zuiver mogelijk houden van kleuren hebben toegelegd, ook aan hun aparte benamingen.
Een klein kijkje bij de aanleg (genetische kleur) bij fretten. Er zijn maar een paar aanleg kleuren, waaronder zwart, bruin, wit en geen pigment of te wel albino. Deze aanleg kan sterk aanwezig zijn, dan krijg je een donkere kleur, of verdund aanwezig zijn met een lichtere kleur tot gevolg.
Hoe kan ik nu zien welke “officiële” kleurnaam er bij mijn fret past? Kleurnamen worden over het algemeen in het Engels aangeduid. De Nederlandse vertaling staat er tussen haakjes achter.
Kijk als eerste naar de vacht op de pootjes van je fret. Daar is de kleur het sterkst geconcentreerd, met name in de zomer.
Kleurvariëteiten
- Black (zwart): is je fret, als het geheel zwarte dekharen heeft of donkerbruin met een zwarte gloed, maar een wit/crème kleurige ondervacht en een masker of wenkbrauwen op de kop heeft. Vaak een donkere neus. Deze fretjes zijn met een roze huid geboren! Ze worden ook wel bunzingkleur of donkere wildkleur genoemd.
- Black Sable (wildkleur): is je fret, als het heel donkerbruine beharing op poten en schouders heeft, met een duidelijke zwarte gloed. De kleur is niet gelijkmatig over het hele lijf verspreid, maar in points. Het heeft een crèmekleurige ondervacht. De neus kan donker of gespikkeld zijn.
- Sable (wildkleur): is je fret, als het diep donkerbruine beharing op de poten heeft. Ook hier is de kleur niet gelijkmatig over het lijf verdeeld maar in points en heeft het een crème kleurige ondervacht. De neus vaak roze of gespikkeld.
- Chocolate (donkere sandy=eigenlijk foute benaming): heeft chocoladebruine beharing op de poten, soms het hele lichaam maar met een lichte crème kleurige ondervacht. De neus vaak roze of gespikkeld.
- Cinnamon (sandy=eigenlijk foute benaming): heeft roodachtig bruine poten en eventueel lichaamsbeharing, met een crème kleurige ondervacht. Soms alleen roodbruine points. De neus is roze.
- Champagne (sandy): heeft zandkleurige poten en points. Verder vaak crème kleurig zonder masker. De neus is roze.
- Albino (albino): is je fret als het een witte vacht, roze huid en neus, met rode ogen heeft. Een albino heeft geen kleurpigment en zal geen aftekeningen vertonen in de vorm van een masker. Door afgifte van huidvet kan er een gelige tot oranje verkleuring ontstaan.
Kleurintensiteit
Nu is de basis kleur bekend. Dan komt de volgende stap. Welke kleurintensiteit heeft je fret.
- Standard: de kleur is het sterkst geconcentreerd op de points en op het lichaam is de kleur minder sterk geconcentreerd. Bij deze variant krijgt de kleurnaam geen toevoeging.
- Point: de kleur is duidelijk sterk geconcentreerd op poten, staart en kop/oren. Het lichaam moet duidelijk lichter van kleur zijn. Een klein V vormig masker is toegestaan.
- Roan: de gekleurde dekharen zijn tussen 50-60% vermengd met 40-50% witte dekharen.
Roan
Silver-mitt
Note: Deze fretten hebben een witfactor. In Nederland vaak Silver fretten genoemd.
- Marked: een gekleurde lijn over de rug vanaf schouders tot en met de staart. Deze zie je het vaakst bij de DEW (Dark Eye White)
DEW marked
- Self: alle dekharen hebben een egale kleurconcentratie van kop tot staart, zo is ook de ondervacht in de kleur van de dekharen. Deze fretjes hebben geen masker, hooguit witte wenkbrauwen als ze volwassen zijn. De kleur moet onveranderlijk blijven.
Chocolate self
- Solid: alle dekharen zijn egaal van kleurconcentratie over het gehele lichaam, de ondervacht in de kleur van de dekharen. Er mogen geen masker en geen wenkbrauwen aanwezig zijn als deze fretjes volwassen zijn. De kleur moet onveranderlijk blijven.
Black solid
Het verschil tussen een Self en een Solid is alleen de eerste dagen na de geboorte met zekerheid aan te geven.
Black Self en Black Solid worden met een zwarte huid geboren.
Witte aftekeningen
Fretten met witte aftekeningen worden als specials gerekend. Deze zijn verkregen door dieren die met een spontane mutatie geboren zijn met elkaar te kruisen om de aftekening genetisch vast te leggen. Er is daarvoor veelvuldig gebruik gemaakt van inteelt. Veel van deze directe kruisingen waren of zijn niet levensvatbaar.
- Mitt (witvoet): vier witte voeten en een witte bef. Masker en koptekeningen als bij de kleurconcentratie Standaard.
Fokmislukkingen zie je vaak in de vorm van witte vlekken op de buik.
Note: Er is nog een discussie gaande of de Mitt tot de specials gerekend moet worden. Voor het gemak van de opsomming zetten wij hem er wel bij.
- Blaze: een lange witte streep over de kop, vanaf het voorhoofd tot (bij voorkeur) aan de schouders. Witte tenen horen aanwezig te zijn. Een heel klein maskertje of kleuringen rond de ogen zijn toegestaan, een volledig masker niet.
Fokmislukkingen zijn vaak zichtbaar door een vlekkerige streep of witte stip op de kop of in de nek.
- Panda: deze hebben een volledig witte kop, hals en nek. Kleine kleuringen rond de ogen zijn toegestaan. Er moeten Mitt’s aanwezig zijn.
- Pinto: Er zijn twee varianten; de Pinto Panda en de Polka dot. De Pinto Panda heeft witte voeten en een witte bef. De kop heeft veel wit,met gekleurde vlekken of stippen. De schouders mogen ook vlekkerig overgaan in de lichaamskleur.
De Polka dot heeft ook een witte bef en witte voeten, deze mogen echter asymmetrisch zijn. De vlekken op de kop zijn ook asymmetrisch, maar er moet een minimale verdeling zijn van 50% gekleurde vlekken op een 50% witte achtergrond. Op de buik zijn ook onregelmatige vlekken of stippen. Bij voorkeur zijn er ook vlekken of stippen op de flanken en de rug zichtbaar.
Polka dott
- DEW (Dark Eye White): volledig witte aftekening met donker (robijnrood) gekleurde ogen. Soms is er door huidvet een gele tot zelf oranje verkleuring van de vacht zichtbaar. De voorkeur gaat echter uit naar zuiver wit.
Soms voorkomend met een kleurconcentratie over de rug en/of staart; de Marked DEW.
Veel voorkomende problemen bij Specials
Waardenburg Syndroom/ Neural Crest Disorder (doofheid bij fretten)
In de volksmond spreken we nog van het 'Waardenburg syndroom' . Men heeft bij fretten inmiddels zo goed als zekerheid, dat een mutatie in het C-kit-gen, in de cellen van de neurale kammen, verantwoordelijk is voor de witte aftekeningen op de kop. Er spelen meerdere genen een rol bij de witte aftekeningen. Wij spreken dan ook liever over het Neural Crest Disorder(NCD). Deze cellen zijn behalve voor de pigmentatie, ook verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het hart, de grote bloedvaten en het perifere zenuwstelsel.
De genoemde genen zorgen voor de wit factor bij de fretten (gebrek aan pigment). Alle fretten met witte aftekeningen en Roan’s (Silver) dragen vrijwel zeker dit aangeboren defect met zich mee, alhoewel niet altijd in dezelfde mate. Dit kan er onder andere voor zorgen dat er tijdens de groei in de baarmoeder al een schedelvervorming optreedt. De schedel verbreedt en de witte vlek of streep treedt op. Ook gehele of gedeeltelijke doofheid. Soms komt het voor dat er een gespleten gehemelte aanwezig is. Ook vroegtijdige sterfte voor, tijdens of direct na de geboorte wordt hiermee in verband gebracht. Soms hebben ze meer tenen of zijn de tenen vergroeid. Deze fretten zijn in de regel ook gevoeliger voor hartproblemen en tumoren.
In de praktijk betekent het dat er eigenlijk drie soorten fretten zijn;
- Fretten zonder witfactor, in alle kleurstellingen
- Fretten met een witfactor, maar niet doof. Ze dragen het NCD gen wel.
- Fretten met een witfactor, die het ook uiterlijk tonen en doof zijn. Zij dragen uiteraard het NCD gen.
Er zijn diverse onderzoeken geweest naar dieren met het Waardenburg Syndroom/NCD (het komt ook bij honden, katten, konijnen, paarden en mensen voor).
Het is gebleken dat bij fretten elk dier met een witte aftekening het gen bij zich draagt. Ongeveer 75% van de dragers zijn doof, 25% niet. Onder de laatste categorie vallen de fretten die het gen in een minder sterke vorm meedragen.
Panda, DEW en Marked DEW hebben het gen in hoge mate aanwezig en zullen praktisch altijd doof zijn. Blaze, Roan en Polka Dott dragen het gen in iets minder sterke mate, maar zullen hoofdzakelijk ook (gedeeltelijk) doof zijn. Roan (Silver) en Mitt hebben het gen in een veel mindere mate. In de praktijk zullen er zich nauwelijks gevallen van doofheid voordoen.
Zie ook gezondheid en ziekte#doofheid bij fretten.
Erfelijkheid
De gemuteerde C-kit-gen is autosomaal dominant erfelijk. Dat betekent dat in een nest 50% kans heeft om met het gen geboren te worden. De rest van het nest zal het gen niet dragen en dus ook geen witte aftekeningen vertonen. Van die 50% zal, volgens de onderzoek resultaten, ongeveer 75% het gen uiterlijk tonen en dus (gedeeltelijk) doof zijn.
Voorbeeld:
Er wordt een nest van 10 pups geboren, waarvan een van de ouders het Waardenburg gen draagt. Van deze 10 pups zullen er 5 mogelijk het gen ook dragen. Er wordt geschat dat 75% daarvan doof zal zijn. In dit geval zijn dat dan 3 fretten.
Note: Alle fretten met het gemuteerde gen, die niet doof zijn, dragen WEL exact hetzelfde genetische materiaal als de fretjes die doof zijn!
Een dove fret…wat nu?
Veel fretteneigenaren die een (gedeeltelijk) dove fret hebben zullen het vaak niet eens merken. Een fret neemt zijn omgeving in de eerste plaats in zich op door middel van geuren. Dan volgt het gehoor, dan het zicht en als laatste de tast.
Een dove fret zal zich vooral richten op geuren en het zicht. Het zal zijn omgeving wat beter in zich opnemen dan andere fretten. Je ziet ze vergeleken met andere fretten meer “snuffelen”. Als je goed op let zal je merken dat je fret niet of nauwelijks op geluiden zal reageren. Aangezien geluid vaak ook samen gaat met trilling zal je het misschien niet zo snel opvallen en kan je denken een relaxte fret te hebben. Op zich hoeft een dove fret ook geen problemen te geven, al kunnen ze wel wat schrikachtiger reageren bij plotselinge benadering of oppakken.
Contact met andere fretten kan wel een probleem zijn. Ze missen de geluiden die een fret maakt om te communiceren, zoals blazen, mokken of piepen. Dat kan verwarrend werken. Bovendien zijn dove fretten al wat stress gevoeliger dan horende fretten. Bij een dove fret is het dus extra oppassen geblazen als je het met een andere fret wilt koppelen!
Doofheid is natuurlijk een handicap. Een dove fret kan echter een uitstekend en gelukkig leventje hebben als je de omstandigheden voor je diertje aanpast. Je zal extra moeten oppassen als je een doof fretje hebt rondlopen. Het is verstandig je fret bepaalde signalen aan te leren om naar je toe te komen. Bijvoorbeeld door een (gekleurd) lampje in zijn directe zichtsveld te schijnen. Zodra het opkijkt een beloning geven (iets lekkers werkt meestal het beste). Na een paar keer geef je de beloning pas als het een stapje verzet heeft in jouw richting. Zo steeds verder, totdat je de beloning pas geeft als je fretje bij je is.
Pak je dove fretje ook niet zomaar op als het geen teken heeft laten zien dat het je opgemerkt heeft. Het kan daar erg van schrikken en angstig worden of gaan bijten. Voordat je een dove fret oppakt is het handig om je hand even voor zijn snuit te zetten zodat hij je ziet. Bij een houten vloer kun je ook even in zijn nabijheid op de vloer tikken (trilt).
Angora
Het angora gen voldoet aan de standaard om als ras te worden gezien. Er zijn eigen benamingen aan de verschillende vachtstructuren gegeven.
Het ontstaan van de Angora fret is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk is er een spontane mutatie geweest en zijn er fretjes geboren met langere haren op hun lichaam. Door liefhebbers is hiermee verder gefokt, om uiteindelijk te komen tot wat de Angora nu is. Bij het vastleggen van de langhaar genen is er veelvuldig gebruik gemaakt van inteelt. Dat dit ten koste gegaan is van de gezondheid van deze diertjes is dan ook duidelijk. De typische eigenschap van de neusvorm, met beharing kan ademhalingsproblemen opleveren. Een ander groot probleem is de melkproduktie van de moertjes. Sommigen hebben wat te weinig melk om hun pups te voeden. Indien er wel genoeg melk aanwezig is, is deze vaak van slechte kwaliteit met te weinig voedingsstoffen voor de pups. Meestal wordt er dan ook gebruik gemaakt van een kortharig adoptie moertje, wat in dezelfde periode een nest krijgt. Sommige fokkers gaan zo ver dat de kortharige pups ten koste gaan van de angora pups.
Angora
Angora is een langhaar fret; ook wel Vol Angora genoemd. De haren kunnen van 5-15 cm lang worden. Niet elke langhaar fret is een Angora. Er zijn hele ras specifieke eigenschappen waar je fret aan moet voldoen.
- Het heeft geen ondervacht
- De neus is anders gevormd, een zogenaamd ‘vlinderneusje’. De neus is iets platter en wijder en heeft de ingangen wat meer opzij naar buiten gedraaid
- Op en in de neus zitten ook (kleine) haren
Deze eigenschappen zijn bij een pup al heel goed zichtbaar.
Een Angora kan in alle kleuren en met alle aftekeningen voorkomen.
Angora
Langhaar
Dit is een nieuwe Nederlandse benaming voor fretten die wel lange haren hebben, maar niet de vereiste Angora eigenschappen. Ze hebben meestal geen ondervacht, maar niet de ‘vlinderneus’ en ook deze moertjes hebben melkproblemen.
Half Angora
Soms hebben deze fretten net zo’n lange vacht als de Angora, maar wel een ondervacht en ook geen ‘vlinderneus’. Door het vele doorfokken en slechte selectie, zijn er bij de moertjes van deze variant ook al problemen met de voedingstoffen in de melk ontstaan.
Part Angora
Dit is een op het oog wat pluizige korthaarfret. Het heeft echter wel Angora genen. Soms lijkt het op een fretje met een wat overdreven wintervacht op volwassen leeftijd en in de zomer vaak niet meer verschillend met een gewone korthaar. Ze hebben dan ook een ondervacht en een gewone neus